Pronoms personnels sujets | Pronoms personnels compléments | Déterminants possessifs | Pronoms réfléchis |
Ik zeg | Je zegt me/mij | Dit is mijn wagen | Ik zeg me |
Je (jij) zegt | Ik zeg je/jou | Dit is je/jouw wagen | Je zegt je |
Ze (zij) zegt | Ik zeg haar (fille) | Dit is haar wagen (fille) | Hij / zij zegt zich |
Hij zegt | Ik zeg hem (garçon) | Dit is zijn wagen (garçon) | Wij zeggen ons |
We (wij) zeggen | Hij zegt ons | Dit is ons wagen | Jullie zegt ze |
Jullie zeggen | Ik zeg jullie | Dit is jullie wagen | Zij zeggen zich |
Ze (zij) zeggen | Ik zeg hen (/ze) | Dit is hun wagen | Wij zeggen ons |
Dit is hun wagen | Jullie zeggen ze | ||
Ik zeg U | Dit is Uw wagen | Zij zeggen zich | |
U zegt zich |